Structuurvisie buitengebied

Structuurvisie buitengebied

Het buitengebied staat volop in de belangstelling. Terecht, want er is veel in ontwikkeling. Dat geldt voor alle functies die je er aantreft. Landbouw, zorg, recreatie, wonen, toerisme, natuur en landschap.

Van een structuurvisie voor het buitengebied mag je dan ook hoge verwachtingen hebben. De ontwikkeling van al die functies moet er evenredig en evenwichtig aandacht in krijgen. Anders gezegd: Zo’n visie moet duidelijk maken hoe de functies ruimtelijk worden afgestemd en vooral welke functies in welke gebieden domineren, nevengeschikt dan wel ondergeschikt aan elkaar zijn.

Op dat belangrijke punt stelt deze structuurvisie ons teleur. Dat geldt voor de inhoud en voor de wijze waarop u het beleid visualiseert.

Wat dat laatste betreft: de wethouder kwam ons in de commissie grondgebied slechts ten dele tegemoet door een grotere kaart toe te zeggen. Een uitgebreide kaart met meer duidelijkheden en vastere grenzen past volgens hem niet bij een gebiedvisie. Zo’n kaart krijgen we pas onder ogen als het bestemmingsplan er ligt. Wij vinden dat er nu al van meer duidelijkheid sprake zou moeten zijn.

Voorzitter, bij de behandeling van de nota van uitgangspunten gaf PRO’98 vorig jaar al aan dat de rode loper wordt uitgelegd voor de landbouw. Die lijn zet u in deze structuurvisie consequent door. Het is heel veel ‘landbouw’ dat de klok slaat. Andere functies komen er in onze ogen, kwantitatief en kwalitatief, een stuk bekaaider af. Het is niet voor niets dat de LTO , op enkele onderdelen na, in haar zienswijze waardering uitsprak voor deze visie. De reactie van de Gelderse Milieu Federatie bijvoorbeeld was een stuk minder positief.

Eén van onze kritiekpunten richt zich op de beleidsdoelen voor verbrede landbouw. Of beter gezegd op het feit dat we daar nog op moeten wachten. Zoals gezegd gebeurt er momenteel van alles in het buitengebied. Dan mag je toch een actieve opstelling en benadering verwachten? Maar u schrijft in de visie dat u de mogelijkheid van verbredingsactiviteiten gaat onderzoeken in het nieuwe bestemmingsplan. In de commissie grondgebied voegde de wethouder daar aan toe dat daar nog overleg over wordt gevoerd met de regiogemeenten. Dat klinkt te passief. Wij vinden dat deze structuurvisie daar al meer duidelijkheid over had moeten bieden. Bijvoorbeeld op het gebied van zorg, waar de ontwikkeling al volop gaande is.

Recreatiebedrijven worden in dit stuk onder één en dezelfde noemer ter sprake gebracht. De praktijk leert echter dat daar van een tweedeling sprake is. In een deel van de bedrijven worden de accommodaties gebruikt voor toeristisch verblijf, maar in een ander deel voor recreatieve bewoning. U wilt sturen op behoud en bevorderen van toeristisch verblijf en niet op meer tweede woningen. Wij steunen dat uitgangspunt. Maar planologisch is er geen verschil te zien. Mijn vraag is of en hoe er in het bestemmingsplan invulling aan dat onderscheid gegeven kan worden.

Dan de natuur en het landschap. Ook daar missen wij een actieve benadering die verder gaat dan – ik citeer – ‘doel van het beleid is bestaande biodiversiteit te behouden en waar mogelijk verdwenen biodiversiteit terug te brengen’. Wij lazen niet meer dan dat er kleine landschapselementen, houtsingels en andere beplanting aangelegd moeten worden. Daar is niets mis mee, maar het is in onze ogen geen natuurbeleid.

Waarom besteedt u bijvoorbeeld niet explicieter aandacht aan de waardevolle agrarische landschappen als de Eng van Garderen, de kleinschalige agrarische landschappen zoals rond Stroe, Kallenbroek, Zwartebroek, Wilbrinkbos en de Glind? Dat zijn toch bijzondere landschappen die we willen behouden en waar op klompen- en fietspaden al volop van natuur en landschap wordt genoten?

Dat brengt me op mijn laatste punt: het idee om het buitengebied in de Vallei meer op te delen in een west- en in een oost-zone. In het gebied ten oosten van Barneveld is en blijft er volop ruimte voor de landbouw, uiteraard binnen de regels zoals die gelden. In het gebied ten westen van Barneveld kunnen de functies wonen, recreatie en zeker ook natuur en landschap dan meer ruimte krijgen dan nu het geval is. In de commissie grondgebied hield de VVD daarvoor een sterk pleidooi. Ook wij ondersteunen deze ruimtelijke accentuering al jaren. Op die manier behouden we een buffer richting Amersfoort en Randstad. Typisch een voorbeeld van ruimtelijke keuzes die we in deze structuurvisie missen. Wij dienen daarvoor een motie in.