Mag Museum Nairac open op zondag?

Mag Museum Nairac open op zondag?

De fractie van Pro’98 heeft het college van B&W vragen gesteld naar aanleiding van de voorgenomen verzelfstandiging van het Museum Nairac. Pro’98 vreest dat het museum in de toekomst op zondag niet opengesteld wordt, omdat het college op het punt van de zondagsrust een voorwaarde aan het nieuw te vormen bestuur wil stellen. Een zondagse openstelling kan het museum minimaal 20 procent meer omzet opleveren. Inkomsten die een verzelfstandigd Museum Nairac goed kan gebruiken.

Schriftelijke vragen

(op grond van artikel 29 van de Organisatieverordening van de gemeenteraad

Betreft: verzelfstandiging Veluws Museum Nairac

Geacht college,

Naar aanleiding van uw memo d.d. 17 januari 2012 over de verzelfstandiging van het Veluws Museum Nairac heeft onze fractie de volgende vragen:

  1. Uit uw memo en raadsvoorstel maken we op dat u in de subsidiebeschikking de volgende voorwaarde opneemt: “De stichting houdt ten aanzien van de openstelling op de voor vergelijkbare publieke voorzieningen in de gemeente gebruikelijke wijze rekening met de in Barneveld levende gevoelens ten aanzien van de zondagsrust”. Is dat juist?
  2. Als dat zo is, wordt die voorwaarde exact zo geformuleerd als in vraag 1 geciteerd?
  3. Bedoelt u met deze voorwaarde dat het museum Nairac, net als nu, op zondag gesloten moet blijven? Zo nee, wat bedoelt u dan?
  4. Heeft u deze voorwaarde in zijn algemeenheid juridisch getoetst? En meer specifiek ook op de Zondagswet met name artikel 7? En indien u deze getoetst heeft, wat zijn uw bevindingen?
  5. Wat verstaat u onder vergelijkbare publieke voorzieningen in de gemeente Barneveld? Beperkt zich dat tot de twee andere Barneveldse musea?
  6. Het verbaast ons dat u in uw memo over de verzelfstandiging van het museum nog geen antwoord geeft op onze vraag over bezoekersaantallen op zondag. De opsteller van het haalbaarheidsonderzoek, de heer van Tilburg, zou navraag doen bij andere musea naar het percentage bezoekers op zondag in vergelijking tot de andere weekdagen.

    Uit de aan ons beschikbaar gestelde informatie via de Nederlandse Museumvereniging blijkt dat de zondag een zeer belangrijke dag is voor musea: als kleinere musea zondag niet geopend zijn, scheelt dat 20% – 25% van het bezoekersaantal.

  7. Komt onze informatie overeen met dat wat de heer van Tilburg heeft onderzocht?
  8. In het memo van 17 januari 2012 heeft u uw standpunt met betrekking tot de zondag gebaseerd op het coalitie-akkoord, namelijk dat u zelf geen initiatieven ontplooit “gericht op een uitbreiding van bedoelde activiteiten op zondag”.

    Echter in dat zelfde coalitie-akkoord staat ook opgenomen: “Het (college) zal evenmin economisch realistische initiatieven van anderen, die betrekking hebben op activiteiten van plaatselijke verenigingen en andere initiatieven, op enige wijze tegenwerken. “

    Met de voorwaarde, zoals hierboven geciteerd in vraag 1, wekt u minimaal de suggestie dat u op voorhand op enige wijze een mogelijke wens van de nog op te richten stichting om op zondag het museum te openen vanwege economische motieven, probeert te blokkeren. Daarmee zou u in strijd handelen met het coalitie-akkoord.

  9. Deelt u onze conclusie dat u met het opnemen van deze voorwaarde in strijd handelt met het coalitie-akkoord? En als dat niet het geval is, waarom niet?
  10. In het raadsvoorstel stelt u voor om in de stichtingsakte aan het college de onderstaande bevoegdheden te geven:
  • Het College benoemt het eerste bestuur; daarna worden de leden van het bestuur benoemd door het bestuur;
  • Het College heeft een goedkeuringsrecht bij de benoeming van de voorzitter;
  • Het College moet goedkeuring verlenen aan besluiten tot wijziging van de statuten en opheffing van de stichting;

Op welke wijze denkt u de raad te betrekken bij de benoeming van de bestuursleden?

Graag verzoeken wij u om deze vragen ter voorbereiding op onze bijdrage in de gemeenteraad van 24 januari, uiterlijk maandag 23 januari te beantwoorden.

Namens de fractie van Pro ’98,

J.G.J.M. Beijer

M. Rosbergen