Pro’98 wil duidelijkheid over zondagsopenstelling museum

Pro’98 wil duidelijkheid over zondagsopenstelling museum

Voorzitter,

Wij gaan er van uit dat de beantwoording van onze schriftelijke vragen van maandag 23 januari onderdeel vormt van het raadsvoorstel en straks het raadsbesluit. 

In het raadsvoorstel wordt voorgesteld om als voorwaarde in de subsidiebeschikking de volgende zin op te nemen:

“De stichting houdt ten aanzien van de openstelling op de voor vergelijkbare publieke voorzieningen in de gemeente gebruikelijke wijze rekening met de in Barneveld levende gevoelens ten aanzien van de zondagsrust.” 

Wij vinden dat deze zin niet opgenomen moet worden in de subsidiebeschikking en daar hebben we drie argumenten voor: 

  1. Voor ons het belangrijkste argument. Op het moment dat je het roer over geeft aan een zelfstandige stichting moet je als gemeente niet proberen mee te sturen.
  2. U spreekt in uw beantwoording over een waarde. Een waarde is echter geen voorwaarde en hoort volgens ons niet thuis in een subsidiebeschikking.
  3. Als je om welke reden toch vindt dat je een waardebepaling in de vorm van een voorwaarde op moet nemen, dan moet die waarde glashelder zijn geformuleerd en mag deze niet voor meer uitleg vatbaar zijn.

Ik wil die drie argumenten als volgt toelichten: 

Ten eerste: Verzelfstandigen is loslaten.

Als je vindt dat een museum op eigen benen moet kunnen staan, dan moet je het toekomstige bestuur alle ruimte geven, om daar zo goed mogelijk invulling aan te geven. Dan moet je dus geen voorwaarden opnemen, die op zijn minst de suggestie wekken dat de gemeente het museum wil beperken in de mogelijkheden.  

Dat is ook in lijn met uw eigen coalitie-akkoord waarin u aangeeft dat u geen economisch realistische initiatieven van anderen op zondag op enige wijze zal tegen werken. Voor wat betreft de zondagsopenstelling heeft het zelfstandige museum zich straks te houden aan de zondagswet. Dat is de enige wettelijke basis waarop – indien nodig – kan worden gehandhaafd. 

Ten tweede: Een waarde is geen voorwaarde en hoort dus niet thuis in een beschikking 

We hebben in onze schriftelijke vragen van 19 januari het college nadrukkelijk gevraagd of u van plan bent “een voorwaarde” met betrekking tot de zondagsrust in de subsidiebeschikking op te nemen. We hebben u gevraagd of u de letterlijke tekst uit het raadsvoorstel over de zondagsrust als voorwaarde opneemt. Deze vragen heeft u met “ja” beantwoord.  

Conclusie: Onder die voorwaarde wordt subsidie ter beschikking gesteld, oftewel de subsidie wordt niet verstrekt als niet aan die voorwaarde wordt voldaan. 

Als we u vervolgens vragen of dit in strijd is met de Zondagswet, dan noemt u het in een keer geen verbodsbepaling of een eis, maar noemt u het een waarde.  

Voorzitter, wat is het nu? 

Als het alleen een waarde is en geen voorwaarde, dan is het een loze zin in de subsidiebeschikking. Want aan voorwaarden zijn per definitie consequenties verbonden, aan een waarde niet. 

Dus: 

  1. blijkbaar wilt u en, sterker nog, kunt u op dit punt niet handhaven, want dat zou in strijd zijn met de Zondagswet.
  2. blijkbaar is er voor u ook geen verband tussen het verstrekken van de subsidie en deze zin in de subsidiebeschikking en daarmee is deze zin dus volstrekt overbodig.

Dat is op zijn minst bijzonder te noemen in het kader van deregulering.

Een overheid die regels opneemt, die geen regels zijn.

En dan ons derde argument:  

Als u – om voor u moverende redenen – vindt dat u een waarde moet opnemen in een beschikking, laat die waarde dan ook duidelijk zijn. 

Bijvoorbeeld door het woord openstelling te vervangen door zondagsopenstelling.

De tekst wordt dan: de stichting houdt ten aanzien van de zondagsopenstelling rekening met de gevoelens ten aanzien van de zondagsrust.  

Dan is voor iedereen direct duidelijk dat u bedoelt dat het museum met de openingstijden rekening houdt met mensen die op zondag de kerk willen bezoeken. Want natuurlijk moet je rekening met elkaar houden en elkaar de ruimte geven. Dat is tenslotte respectvol samenleven..   

Klare taal, voorzitter. Daar gaat het om. 

Voor alle duidelijkheid: voor ons hoeft er geen waarde in een voorwaarde opgenomen te worden. Wij vinden het niet meer dan logisch dat we in Barneveld rekening met elkaar houden.  

Voorzitter, op basis van die drie argumenten dienen we een amendement in om het eerder genoemde citaat te schrappen uit het voorstel en de toekomstige subsidiebeschikking. 

Dan nog twee punten die tijdens de commissievergadering in zijn gebracht door mevrouw Barendrecht, namens de Vrienden van Nairac. Zij pleitte voor een de inzet van een baliemedewerker tijdens het overgangsjaar naar verzelfstandiging.  

Voor de meeste vrijwilligers zal gelden dat hun tijdsbesteding zich beperkt tot bijvoorbeeld een halve dag. Dan duurt het lang voordat routine is opgedaan in bijvoorbeeld het bedienen van de kassa, de pinautomaat, het scannen van museumkaarten, het museumwinkelassortiment en het beantwoorden van vragen van bezoekers. Daarnaast moet er ook nog kennis worden opgedaan over de vaste en de wisselexposities.  

Dan is het plezierig als er in die overgangsperiode iemand is die van de hoed en de rand weet en de vrijwilligers terzijde kan staan. Daarbij denken wij aan de inzet van een boventallig personeelslid. Op dit punt komen we met een amendement. 

Ook is door inspreekster een pleidooi gehouden om de personeelsformatie structureel uit te breiden met 0,2 fte naar 1,37 fte. Het museum wil, samen met het onderwijs, lesprogramma’s voor het primair onderwijs en voortgezet onderwijs ontwikkelen. Zowel over de vaste collectie, en dus over de geschiedenis van Barneveld, als over de wisselexposities.  

Leerlingen in het VO met het verplichte vak CKV kunnen op die manier het lesmateriaal combineren met een bezoek aan het Nairac museum. Het is vanzelfsprekend dat dit lesmateriaal door een beroepskracht moet worden ontwikkeld. En omdat de fractie van Pro’98 cultuureducatie zeer belangrijk vindt, stellen wij de raad voor die extra 0,2 fte te honoreren.

Monique Rosbergen, 24-01-2012

Amendement 

 
Agendapunt: 1-8

Voorstel nr.: 12-2 

 
Onderwerp: Verzelfstandiging Veluws Museum Nairac
 
De raad van de gemeente Barneveld in vergadering bijeen d.d. 24 januari 2012 spreekt de volgende wens uit: 

De volgende zin uit het voorstel te schrappen: 

“ – De stichting houdt ten aanzien van de openstelling op de voor vergelijkbare publieke voorzieningen in de gemeente gebruikelijke wijze rekening met de in Barneveld levende gevoelens ten aanzien van de zondagsrust;”

 
Toelichting:

Verzelfstandigen betekent loslaten. Op het moment dat je het roer over geeft aan een zelfstandige stichting moet je als gemeente niet proberen mee te sturen. De gemeente heeft tenslotte geen zeggenschap meer over wel of niet openstelling van het museum op zondag.

Pro’98 
 

J.G.J.M. Beijer 

M. Rosbergen- van Minnen 

 

Amendement 

 
Agendapunt: 1-8

Voorstel nr.: 12-2 

 
Onderwerp: Verzelfstandiging Veluws Museum Nairac
 
De raad van de gemeente Barneveld in vergadering bijeen d.d. 24 januari 2012 spreekt de volgende wens uit: 

In de tekst op bladzijde 1 van het Raadsvoorstel “De personeelsformatie kan gereduceerd worden met 1.17 fte” het begrip “1.17 fte” te vervangen door “0,97 fte”.

 
Toelichting:

Voor het ontwikkelen voor lesprogramma ’s voor basis – en voortgezet onderwijs is een professioneel staflid nodig die de leiding heeft over de educatieve projecten.

 
Pro’98 

J.G.J.M. Beijer 

M. Rosbergen- van Minnen 

 

  Amendement 

 
Agendapunt: 1-8

Voorstel nr.: 12-2 

 
Onderwerp: Verzelfstandiging Veluws Museum Nairac
 
De raad van de gemeente Barneveld in vergadering bijeen d.d. 24 januari 2012 spreekt de volgende wens uit: 

De tekst op bladzijde 1 van het Raadsvoorstel t.a.v. de personeelsformatie als volgt aan te vullen: “Voor de duur van het overgangsjaar naar verzelfstandiging van het museum wordt een boventallig personeelslid ingezet als baliemedewerker/ster om zo de continuïteit te waarborgen.”

 
Toelichting:

Deze baliemedewerkster is essentieel tijdens de verzelfstandigingproces. Lopende zaken kunnen voortgang blijven vinden en vrijwilligers kunnen voldoende worden ingewerkt.

 
Pro’98 

J.G.J.M. Beijer 

M. Rosbergen- van Minnen