Budgetbijstelling sociaal domein over het jaar 2018

Budgetbijstelling sociaal domein over het jaar 2018

Laat ik beginnen met het college een compliment te maken voor de integrale benadering van het sociale domein en de ontschotting van de daarbij behorende budgetten.

Tijdens de commissievergadering hebben wij bij het raadsvoorstel dat voorligt de vraag gesteld hoe het kan dat er sprake is van zo’n enorme stijging van met name de uitgaven jeugdzorg. Sinds de jaarrekening 2017 en de maand rapportage van mei 2018, zijn wij in augustus met een nog groter tekort verrast. Tevens hebben wij de vraag gesteld wat de mogelijkheden zijn om hier voor 2019 beter zicht op te hebben.

Laat er geen misverstand over bestaan, wij stellen deze vraag niet om een discussie te voeren over de noodzaak van de uitgaven; een goede kwaliteit van de zorgverlening, preventief en actief, is voor Pro’98 van groot belang.

Dit neemt niet weg dat wij het belangrijk vinden om gedurende het jaar beter op de hoogte te zijn van de kostenontwikkelingen.
Om, zoals de wethouder in de commissie ook aangaf, niet alleen beter zicht te krijgen op de uitgaven, maar ook meer grip daarop.

Zoals bij de begrotingsbehandeling al aangestipt houdt Pro’98 er rekening mee dat de kosten voor jeugdzorg structureel in de begroting zal moeten worden verankerd, we staan immers voor een serieuze opgave die aan ons als gemeente is opgelegd; de transformatie van de Jeugdzorg. Het is jammer om daarbij te moeten constateren dat de, op initiatief van Pro’98 opgetuigde, reserve sociaal domein, in de afgelopen jaren feitelijk is ingezet om tekorten op te vullen. Van de ambitie om met deze reserve ook innovaties in het sociaal domein mogelijk te maken is door de bezuinigingsdruk weinig terecht gekomen.

De vraag die wat ons betreft rest is of het mogelijk is om op basis van afgegeven beschikkingen en de daarbij behorende prognoses toch meer grip te krijgen op mogelijke kostenontwikkelingen? In plaats van achteraf op basis van facturen.
Met andere woorden, hoe voorkomen we dat het ons ‘overkomt’ en hoe kunnen we de betrokkenen aansporen betere prognoses af te geven?
Ik zou daarop graag een reactie van het college ontvangen.

Suzanne Wassink