Hunnenweg – Nieuw buurtschap

Hunnenweg – Nieuw buurtschap

Als wij als raad een bestemmingsplan beoordelen moet de vraag voorop staan: Is er sprake van goede ruimtelijke ordening?
Zeker in dit geval rees die vraag dan ook direct. Want ga maar na. Op het terrein aan de Hunnenweg waren 15 landhuizen gepland. Een bestemming, waarvan de wenselijkheid nu niet meer ter discussie staat. Het was de gemeenteraad zelf die destijds het bestemmingsplan vaststelde om die 15 landhuizen mogelijk maken.

Maar in plaats daarvan ligt er nu een nieuw voorstel. Het gebied wordt omgevormd tot een nieuwe buurtschap van maar liefst 39 woningen. Dat is een fors aantal woningen, die op een relatief grote afstand van de kern van Voorthuizen komen te liggen. Ver van de voorzieningen die Voorthuizen haar inwoners biedt.

Wat betekent dat? In ieder geval een fikse toename van het aantal verkeersbewegingen en daarmee meer druk op de wegenstructuur. Maar niet alleen dat. Zo’n nieuwe buurtschap betekent ook een ingreep in dit deel van het buitengebied. Een gebied dat zich kenmerkt door een combinatie van agrarisch ruimtegebruik, recreatie en natuur. Bovendien zijn wij bang dat van dit bestemmingsplan ongewenste precedentwerking uit kan gaan.

De opstellers van het plan benadrukken dat er een nieuwe buurtschap wordt gerealiseerd met aandacht voor het omliggende landschap en veel ruimte voor groen. Dat is op zich natuurlijk een prima zaak. Maar de vraag is of dat opweegt tegen de excentrische ligging van de beoogde 39 woningen en de andere bezwaren die ik noemde. Anders gezegd, is hier sprake van goede ruimtelijke ordening? Volgens mijn fractie is dat niet het geval.

Daar gaat het vanavond om. Het financiële aspect – ik bedoel het bedrag dat de projectontwikkelaar voor natuurontwikkeling bijdraagt – doet daar niets aan af. In de commissie gaf ik aan dat ik twijfelde of dit voorstel wel rijp is voor besluitvorming. Die twijfel had en heeft te maken met mogelijke plannen voor het terrein van Edda Huzid. Dat ligt immers vlak bij het terrein waar we nu over spreken. Is het niet beter, vroeg ik toen, tijd te nemen om goed na te denken over de vraag wat wenselijk is voor dit stuk buitengebied van Voorthuizen.

De reactie van de wethouder was op zich terecht. Hij stelde dat er voor de invulling van Edda Huzid geen, in ieder geval nog geen, plan voorligt. Hij zei ook dat de indiener van het voorliggende bestemmingsplan recht heeft op een raadsbesluit. Dat klopt, maar het is voor Pro’98 een reden temeer nu niet akkoord te gaan met dit voorstel.

Hilhardt Brul