Geertje de Vries: ‘Wie is de normburger?’

DeVries

Geertje de Vries: ‘Wie is de normburger?’

DeVriesHet is met veel plezier en met een vereerd gevoel dat ik vanavond het woord tot u richt. Om als theoloog iets te mogen zeggen over gelijkwaardigheid, in de neutrale, seculiere setting van deze bijeenkomst, doet me genoegen. Dank u wel dus, voor de uitnodiging.

Vanuit de traditie van christelijke theologie, waarin ik sta, is veel nagedacht over dit thema.

Maar, zeg ik er meteen ook bij, dat heeft niet altijd geresulteerd in gelijkwaardige behandeling van mensen. De kerk heeft minstens zoveel boter op haar hoofd, als de cultuur, als het gaat om het onderscheid maken tussen mensen op onrechtvaardige gronden.

Of het nu gaat om gender: de uitsluiting van vrouwen van publieke ambten; of afkomst en kleur: de slavenhandel en de verdediging van apartheid in Zuid-Afrika, of seksuele voorkeur: de zogenaamde weigerambtenaren en het weren van homoseksuele docenten op christelijke scholen.

Je kunt daar verschillend over denken, maar gelijkwaardigheid is bij deze voorbeelden steeds in het geding. Het is een geschiedenis vol geworstel tot op vandaag. Gelijkwaardigheid is kortom een moeilijk concept, niet alleen voor gelovige mensen, maar voor iedereen.

Het is snel gezegd en beleden, natuurlijk zijn we allemaal gelijkwaardig. Het is zelfs in onze grondwet verankerd. Niemand mag een ander discrimineren, om wat hij gelooft, om hoe zij eruit ziet, of van wie hij houdt. Iedereen heeft in beginsel gelijke kansen, en gelijke rechten. Ik denk dat u, die zich inzet voor het beleid in deze gemeente, dat ook waar wilt maken.

Gelijke kansen voor iedereen.

En toch is dat niet waar.

Toch werkt het niet zo.

Er zijn nog steeds dubbeltjes in onze samenleving, die nooit een kwartje worden, hoeveel projecten je er ook op loslaat. Er zijn mensen die buiten de boot blijven vallen, participatiesamenleving of niet. Er zijn mensen die er op achteruit blijven gaan, bij iedere maatregel. Armoede is, ook in ons land, een valkuil, een fuik, waaraan je je alleen met oneindig veel moed en doorzettingsvermogen en geluk kunt ontworstelen.

Professor Gloria Wekker, van de Universiteit van Utrecht, heeft de term ‘kruispuntdenken’ gemunt. Kort gezegd is haar stelling dat onze identiteit bestaat uit verschillende factoren die op elkaar inwerken.

U en ik zijn allemaal man of vrouw, gezond of ziek, hoger of lager opgeleid, homo of hetero, allochtoon of autochtoon, jonger of ouder en we hebben verschillende levensbeschouwingen…

Uiteraard maakt dat ons als mens niet ongelijkwaardig. Al beïnvloeden die factoren op zichzelf al wel enigszins onze plek in de samenleving.

Maar Gloria Wekker stelt dat deze factoren vermenigvuldigd met elkaar grote gevolgen hebben voor de gelijkwaardigheid die we ervaren.

Het beleid dat gemaakt wordt, door landelijke maar ook door lokale overheden, werkt anders uit voor een gezonde, jonge, hoogopgeleide christelijke man, dan voor een oude, gehandicapte, laagopgeleide moslima.

Gelijkwaardigheid mag een open deur lijken in onze 21e eeuwse samenleving, de praktijk laat zien dat het niet zo werkt.

Gloria Wekker roept dan vervolgens de vraag op: wie is eigenlijk de normburger, voor wie je beleid maakt? Wat gebeurt er wanneer je vanuit het perspectief van een bijstandsgerechtigde, een wahjonger of een inburgeraar je programma maakt? Bij het lezen van het verkiezingsprogramma, vroeg ik me af: wie is voor Pro ’98 de norm-Barnevelder? De hardwerkende ondernemer, die zondags naar de kerk gaat en zich in zijn vrije tijd inzet voor de maatschappij en geniet van cultuur? Of ook een alleenstaande vrouw, die met drie kleine kinderen zonder opleiding of werk de eindjes aan elkaar probeert te knopen?

Daarom was ik erg blij in het voorwoord van het programma het woord ‘diversiteit’ tegen te komen. Want die twee begrippen samen, gelijkwaardigheid en diversiteit, vormen een sleutel voor rechtvaardig samenleven. Gelijkwaardigheid kan alleen vorm krijgen, als verschil wordt erkend en positief wordt gewaardeerd.

Dat is moeilijk. Want iemand die anders in het leven staat, vormt een confrontatie. Dat is leerzaam, maar het schuurt ook, het doet ook zeer. Een vriendin die geen werk vindt omdat ze ziek is geweest, maakt mij beschaamd. Een gesprek met een collega die mij vanwege mijn geslacht niet als predikant erkent, laat een blauwe plek achter op mijn ziel. De ontmoeting met de ander laat me zien dat mijn positie, mijn blik op de dingen niet vanzelfsprekend is.

Vaak kiezen mensen dan de oplossing: dan moet die ander zo snel mogelijk net zo worden als ik. Bijscholen, aanpassen, inburgeren, meedoen. Een andere ‘oplossing’ is, dat je die ander niet meer serieus neemt, en ontmenselijkt: demoniseren, isoleren, ontkennen, wegstoppen.

Maar in beide gevallen raakt de gelijkwaardigheid in het gedrang. Werkelijk gelijkwaardig ben je pas, als je niet hoeft te veranderen naar het beeld en gelijkenis van de normburger, maar wanneer je mens mag zijn, in je anders-zijn.

Valt daar dan nog wel beleid op te maken?

Dat is een hele uitdaging, dat geef ik onmiddellijk toe. En gelukkig is dat uw werk.

Maar ik ben er van overtuigd dat een samenleving pas echt leefbaar wordt voor al haar inwoners, wanneer gelijkwaardigheid en diversiteit hand in hand gaan.

Als theoloog ben ik een mens van taal, van woorden. Vaak ook van veel woorden.

Dichters kunnen vaak iets kernachtiger verwoorden dan dominees. Daarom besluit ik met een gedicht, van Hans Andreus, dat voor mij verwoordt waar gelijkwaardigheid in de kern om draait:

Je bent zo
mooi
anders
dan ik,

natuurlijk
niet meer of
minder
maar
zo mooi
anders,

ik zou je
nooit
anders dan
anders willen.

Ik feliciteer u met dit nieuwe programma en wens u veel creativiteit en goede moed, voor een nieuwe raadsperiode toe.